1965-1985-2

In deze periode veranderde de wereld en ook Nederland. In de jaren zestig begonnen vooral jongeren te strijden voor vrijheid en zeggenschap. De maatschappij werd losser en mondiger. Die ontwikkeling zie je ook terug in de jeugdzorg.

De gezinnen waar de jeugdzorg mee werkte, werden niet langer gezien als ‘asociaal’, maar als mensen met weinig kansen. Ze hadden hulp nodig in plaats van straf.

Er kwamen minder kinderen in pleeggezinnen en tehuizen terecht. In de jaren zeventig groeide juist het aantal kinderen in de geestelijke gezondheidszorg (psychiatrie).

De overheid hield de jeugdzorg meer in de gaten. Je kreeg als instelling alleen geld als je je aan bepaalde regels hield.

Kinderen in de jeugdzorg verzetten zich tegen strenge straffen. Zij wilden dat er naar hen geluisterd werd en kwamen daarvoor op. Toch kwamen alle vormen van geweld nog steeds vaak voor.

Lichamelijk geweld

Kinderen kregen nog steeds veel te maken met lichamelijk geweld. Wel dachten mensen anders over harde straffen. Dat werd niet goedgekeurd. Kranten schreven over de slechte omstandigheden. Hierdoor wisten steeds meer mensen hiervan

Toch zijn er nog steeds veel verhalen van kinderen die strenge straffen kregen. Kinderen die vroeger in een pleeggezin zaten, vertellen dat zij werden geslagen, geschopt, geduwd, door elkaar geschud, getrokken, gewurgd, onder stroom gezet, onder de koude douche gezet of dat voedsel naar binnen werd gepropt.

Een kind in een instelling vertelt dat hij niet snel genoeg at. Een medewerker trok daarop zo hard aan zijn oren dat zijn oor inscheurde.

Het gebeurde soms dat medewerkers beslissingen namen over wat er wel of niet gebeurde met het lichaam van het kind. Dat mag niet volgens de wet. Ze dwongen kinderen om medicijnen te nemen zodat ze kalmeerden. Ook lieten medewerkers soms een morning-afterpil voorschrijven of abortus plegen. Hiervoor is toestemming nodig van de voogd. Soms konden zij de voogd niet bereiken en was er haast bij. Het gebeurde dan zonder toestemming.

Vaak begon geweld van medewerkers met ruzies tussen kinderen. In jeugdgevangenissen werd veel gevochten. Gevangen kinderen bedreigden de groepsleiding. Medewerkers sloegen en schopten als er ruzie was.

Psychisch geweld

Het personeel van een instelling gebruikte psychisch geweld niet meer om de regels te volgen, maar omdat ze dat zelf nodig vond. Een straf was bijvoorbeeld dat iemand zijn ouders niet mocht zien, of een tijdje in een aparte ruimte moest leven.

De regels over het omgaan met kinderen waren niet opgeschreven. Het personeel kon veel zelf beslissen en werd daarin vrij gelaten. Hierdoor konden medewerkers dingen doen of laten die schadelijk waren voor de kinderen. Medewerkers hadden bijvoorbeeld seksuele relaties met kinderen, of hadden helemaal geen aandacht voor ze.

Op veel plekken in de jeugdzorg namen de heftige straffen iets af. Maar vooral op doveninternaten bleven de strenge straffen bestaan. Gebarentaal was verboden op instituten. Dove kinderen werden vastgebonden en geslagen. Ze konden dan hun taal niet gebruiken. Ook werd hun handicap gebruikt voor straffen. 

Seksueel geweld

In deze tijd werd meer over seks gesproken en mensen vonden dat kinderen recht hadden op seksualiteit. Een grote groep mensen accepteerde pedofilie (seks tussen een kind en een volwassene) en homoseksualiteit. Groepsleiders kregen relaties met kinderen, en kinderen met elkaar. Dit gebeurde in het openbaar of in het geheim. Verkrachting en aanranding kwamen vaak voor. Soms dwongen medewerkers kinderen om met elkaar te zoenen en elkaar aan te raken. Ook kwam het voor dat kinderen moesten kijken als een medewerker seks had met een ander kind.

Terug