2005-2019

In deze jaren werd veel meer gesproken en geschreven over kindermishandeling in gezinnen en over de fouten die de hulpverlening maakten. De jeugdzorg kon vaak niet ingrijpen bij gezinnen met problemen. Voorbeelden die veel aandacht kregen in kranten en op de televisie waren het Meisje van Nulde (2001), Savanna (2004) en het Maasmeisje (2006).

Direct naar

Het is niet duidelijk hoe vaak het geweld voorkwam. Wel weten we dat de jeugdzorg groeide. En dat het moeilijk was om de hulpverlening te verbeteren.

De situatie in de instellingen van de jeugdzorg werd harder en zakelijker. Er kwamen meer regels en de manier van werken was meer vastgelegd. Het werd moeilijker om een band op te bouwen tussen het kind en de hulpverlener.

Sommige instellingen waar kinderen vrij in- en uit konden lopen, werden gesloten inrichtingen met hoge hekken, prikkeldraad en gesloten deuren.

Lichamelijk en psychisch geweld

Ook in deze periode kwamen alle vormen van geweld voor. Lichamelijk geweld en psychisch geweld gingen in instellingen vaak samen. In groepen kwamen pesten, dreigementen, schreeuw- en scheldpartijen voor. Kinderen vochten met elkaar en met de medewerkers.

Nog steeds grepen de medewerkers hard in. Ook als dat niet nodig was. De medewerkers gebruikten harde manieren om iemand vast te houden. En zij plaatsten kinderen nog steeds in een aparte ruimte of isoleercel. In veel instellingen accepteerden medewerkers het onderlinge psychische geweld van kinderen. Zij grepen dan niet in.

Gezinnen moesten aan strengere eisen voldoen om pleeggezin te worden. Ook verbeterde de begeleiding aan pleeggezinnen. Onveilige situaties bij een pleegkind werden sneller gezien. Dit zorgde ervoor dat het geweld afnam. Toch kwam geweld nog steeds voor.

“Ik weet nog in het begin dat ik wel aardig open was. Dan zei ik van, ik vind dit lekker of ik vind dat leuk of ik vind die film leuk. En dat ze [leden pleeggezin] dan altijd zeiden van, nou dan, ja, dat doen we niet, of dat willen we niet. Ze hebben zelfs een keer letterlijk gezegd, toen had ze (pleegmoeder) iets gekocht waarvan ze al wist dat ik dat niet lustte, dat had ik al heel vaak gezegd [...]: ‘oh, dan komt dat heel goed uit, dan hebben wij meer."

We weten iets meer over hoe vaak geweld voorkwam. Dit komt omdat het voor de medewerkers makkelijker is om geweld te melden. Toch werd geweld nog steeds vaak niet gemeld.

Bijvoorbeeld in de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen lijkt het erop dat de medewerkers meldingen van geweld niet goed bijhielden. Want er zijn veel verhalen van slachtoffers en maar weinig meldingen door de leiding. Verhalen van slachtoffers gingen vaak over zelfbeschadiging. Kinderen vertelden bijvoorbeeld dat hun vrienden of huisgenoten zichzelf met een mes sneden, zich vergiftigden met een overdosis medicijnen of drugs, of in hongerstaking gingen.

“Op zijn kamer, een collega trof hem aan. Half bewusteloos. Heeft gelukkig geen slagader geraakt, maar er lag wel een flinke plas bloed. Crisisdienst erbij, noem maar op. Een andere jongen heeft in zijn polsen zitten snijden en trof ik zelf aan. Een mentorjongen van mij. Ja, wat doe je dan, weet je? Dat zijn van die situaties. […] Ja, dat zijn heftige dingen. Hebben natuurlijk ook effect op de andere bewoners. Dat zorgt er ook weer voor dat spanning opgebouwd wordt. Het gaat je niet in de koude kleren zitten."

Seksueel geweld

Seksueel geweld gebeurt (nog steeds) vaak in het geheim. Kinderen durven het vaak niet te vertellen. Uit angst voor de dader of omdat zij geen mensen kennen die ze kunnen vertrouwen. Hierdoor weten we niet hoe vaak seksueel geweld voorkomt.

Wel is het makkelijker geworden voor medewerkers om geweld te melden. Zij zijn zelfs verplicht om dit te doen. De meldingen van de leiding gaan vooral om vermoedens van seksueel geweld. Dit kan gaan om jongeren tegen andere jongeren, medewerkers tegen jongeren of jongeren tegen medewerkers.

“Ik was na de eerste keer redelijk in shock, je weet niet wat er gebeurt, ik wist niet eens wat het was. En als zoiets gebeurt dan, het enige wat je zou kunnen doen is huilen. En vooral in bed liggen en niets doen. [...] Ik heb van hem duidelijk te horen gekregen dat ik niet mocht praten en als ik praatte, dat er dan grote gevolgen zouden komen. En als kind weet je niet wat zo iemand bedoelt en dan luister je liever dan dat je er tegenin gaat. [...] Ik wilde het wel graag vertellen, maar als ik dat dan uiteindelijk wilde gaan doen, dan sloeg ik dicht en zei ik niks meer, je denkt terug aan wat die persoon zegt en wat er is gebeurd, en dan sla je helemaal dicht.”

In ons land is er steeds meer aandacht voor seksueel geweld in kranten, social media en op televisie. Deze aandacht voor seksueel geweld leidt soms tot problemen. Medewerkers weten niet meer of zij een kind nog wel mogen knuffelen of (lichamelijk) troosten. Zij hebben de angst om hun baan kwijt te raken. Hier kunnen kinderen in de jeugdzorg ook last van krijgen.

Instellingen waar misbruik plaatsvond in deze periode